Terug

Voornamen binnen de familie

Omdat kinderen in het verleden meestal werden vernoemd kunnen we uit de naamgeving de nodige genealogische aanwijzingen halen. De oudste kinderen zijn veelal vernoemd naar de grootouders. Waren deze inmiddels vernoemd, en leefden de vernoemde kinderen nog, dan waren andere familieleden, ooms, tantes of overgrootouders, aan de beurt om vernoemd te worden.
(“Stamboomonderzoek”, CBG 1998)

Volgens R.A. Eberling (“Voor- en familienamen in Nederland”, 1993) is er ook nog een samenhang tussen vernoemen en peetschap en speelt, niet alleen de natuurlijke familieband, maar bij het Katholieke deel der bevolking ook de geestelijke band, die uit het peter- en meterschap ontstaat, een rol. Doorgaans maakt het praktisch geen verschil, omdat in beide gevallen, de volgorde bij het vernoemd worden respectievelijk doopgetuige zijn, dezelfde rangorde bestaat..

Generaties lang was het gebruikelijk kinderen te vernoemen. Aangenomen wordt dat de regels die binnen familie Dukker werden gehanteerd voor het vernoemen in de loop van de tijd weinig veranderden en dat de wijze waarop de tweede en derder generatie haar kinderen vernoemde weinig afweek van de wijze waarop de eerste generatie dit deed.

Wanneer wordt bezien hoe de kinderen van de tweede en derde generatie (hoofdstukken II-1 tot en met III-7) werden vernoemd, blijkt dat het eerste kind vrijwel altijd naar de vader (of moeder) van de vader wordt vernoemd. Bijna net zo vaak wordt het tweede kind naar de vader (of moeder) van de moeder vernoemd. Ook valt er op te maken dat indien een kind voortijdig komt te overlijden het eerst volgende kind dezelfde naam krijgt als het overleden kind.

Vanaf het derde kind zijn er geen vaste regels. Kinderen worden veelal naar de peter of meter (niet altijd een familielid), naar een grootouder, een oom of tante (wel of niet aangetrouwd) of naar de vader of moeder vernoemd. In sommige gevallen wordt het niet uitgesloten dat een voor die tijd populaire naam aan het kind is gegeven.
Voorts wordt aangenomen dat er ook sprake was van een “dubbele vernoeming” en dat een peter of meter met dezelfde voornaam als het familielid naar wie men het kind wilde vernoemen als doopgetuige werd gevraagd. Een voorbeeld hiervan is het tweede kind van Matthias en Catharina Margaretha Willeke (hoofdstuk II-2). In dit geval was het de beurt aan de vader van Catharina Margaretha (Gerardus Wilke) om naar te worden vernoemd. Daar haar vader waarschijnlijk eerder was overleden en niet als doopgetuige aanwezig kon zijn, is de jongere broer van Matthias, Gerardus, gevraagd.

Wanneer bovenstaande vernoemingsregels in ogenschouw worden genomen, kan over de kinderen van Barend en Marij Houtkamp worden gesteld dat:

Uit het bovenstaande en de namen van de aanwezige doopgetuigen volgen de namen van de vader, moeder, broers en zussen van Barend:

alsmede de namen van de vader, moeder, broers en zus(sen) van Marij Houtkamp zijn: